Belangrijk is dat toeschouwers
zich in de speelruimten niet mogen uitlaten
over feiten of spelregels tenzij daartoe uitgenodigd
door de wedstrijdleider.
Moet de WL in
zo'n geval de onregelmatigheid toch herstellen
op grond van artikel 81C3? Of biedt de
formulering 'over het algemeen' ruimte om
niet op de melding te reageren?
Is het nodig
dat er volgens artikel 76C2 een bepaling komt
hoe te handelen als een toeschouwer een
onregelmatigheid meldt?
Voorlopig vindt de
Weko zo'n bepaling niet nodig en staat de
Weko de wedstrijdleider van dienst toe om al
naar gelang het geval 81C3 toe te passen.
Vroeger stond in de aanvullende bepalingen
van de bondsviertallencompetities precies
vermeld welke personen toegang hadden tot
de gesloten kamer (leden Bondsbestuur en
Weko, non-playing captains en maximaal
twee journalisten; de wedstrijdleider mocht
zonder opgaaf van redenen toegang weigeren).
Deze bepalingen zijn niet meer van
toepassing, het is aan de wedstrijdleider om
personen al dan niet toe te laten tot de
gesloten kamer. (Maar natuurlijk heet het niet
voor niets gesloten kamer en hebben
toeschouwers er niets te zoeken.)